- dienen
- {{dienen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [geschikt, gunstig zijn voor] serve2 [middel/werktuig zijn] serve as/for ⇒ be used as/for3 [behoren] need ⇒ should, ought to4 [juridisch] come up ⇒ be down for hearing5 [leger] serve ⇒ do one's military service6 [in dienst zijn] serve ⇒ be in (domestic) service7 [tafeldienen] serve ⇒ wait at table♦voorbeelden:1 ijs en weder dienende • weather permittingdat dient nergens toe • that is of no use2 vensters dienen om licht en lucht toe te laten • windows are used for letting in light and airdie feiten dienen tot bewijs van zijn onschuld • those facts are evidence of his innocenceals basis dienen voor • serve as a basis fordient dit als asbak? • is this what you use as an ashtray?3 dat dient gezegd • that needs to be saidu dient onmiddellijk te vertrekken • you are to leave immediately4 wanneer dient die zaak voor de rechtbank? • when does this case come up in court?6 bij iemand gaan dienen • take service with someoneII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [werken voor] serve ⇒ attend (to), minister2 [zich wijden aan] serve3 [van dienst zijn] serve ⇒ help4 [bruikbaar zijn] serve ⇒ avail5 [geven] 〈zie voorbeelden 5〉♦voorbeelden:1 men kan geen twee heren dienen • no man can serve two masters2 dat dient het algemeen belang • it is in the public interest3 gemak dient de mens • why do things the hard way?waarmee kan ik u dienen? • can I help you?; 〈in winkel〉 are you being served?hij was er niet mee gediend • that did not suit his purpose, he did not like that4 hij was er niet van gediend • he didn't want that5 iemand van advies dienen • give someone advice(iemand) van repliek dienen • come right back (at someone)¶ de mis dienen • serve at massom u te dienen! • at your service!
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.